woensdag 5 maart 2008

Dorpswijn

Volgens de legende introduceerde Chronos (de vader van de oppergod Zeus) de wijnbouw op Kreta. Van de Minoërs – die onder meer de paleizen Knossos en Phaestos bouwden – is bekend dat zij niet alleen van een goed glas wijn hielden, maar die ook naar andere streken in de Middellandse Zee exporteerden.

De wijngebieden ten zuiden van Heraklion zijn eeuwenoud, en brengen nog steeds de beste wijnen van het eiland voort. Wijnhuizen zoals Boutari, Creta Olympias, Douloufakis en Lyrarakis maken heerlijke wijnen met locale druiven zoals Kotsifali, Mandilari, Liatiko of Malvasia. Deze druif was ook beroemd onder de naam “Malvasia di Candia” die onder de Venetiaanse overheersing haar weg vond naar het Westen.
De laatste jaren worden ook druiven gebruikt die ons bekender in de oren klinken: cabernet sauvignon, sauvignon blanc, merlot, grenache en sylvaner.

De meest geproduceerde wijn is echter de dorpswijn, die in de taverna’s wordt aangeprezen als “open wine”. De wijn is meestal afkomstig van de blauwe of witte druiven die met hun dikke bladerdak schaduw en koelte geven in de (binnen-)tuinen van huizen. Pas de laatste jaren worden meer en meer laagstammige wijnstruiken geplant.

Het wijnpersen start eind augustus, begin september. De wijnhuizen werken uiteraard met (ultra-)moderne machines, maar in de dorpen gebeurt het persen vaak nog manueel. Sommige families persen trouwens nog volgens de uiterst traditionele methode: de druiven worden simpelweg in een grote kuip tot moes vertrapt. Het sap wordt vervolgens tot gisting gebracht in houten vaten, die vaak jarenlang in de “apothiki” (de bergplaats) zijn opgeslagen. De dorpelingen zijn er dan ook van overtuigd dat enkel oudere vaten betere wijn produceren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eikenhouten vaten van de wijnbouwers moeiteloos kopers vinden wanneer zij na drie jaar worden vervangen.

De generaties wijn die in de oude vaten tot rijping kwamen, zorgen voor een uitgesproken smaak en dito kleur. Vooral de “restjeswijnen” (elk jaar gaan de restjes in een apart vat) zijn echte alcoholbommen die naar een bizarre mix van sherry en cognac smaken. De sterkste wijn die ik ooit proefde, werd me aangeboden door m’n huisbaas, tevens dorpspriester op rust. Het donkerbruine vocht kwam uit een gigantisch eiken vat, waarin de restjes van 25 oogsten werden bewaard. Een klein borrelglaasje “home made wine” had nét niet het effect van een houten hamer!